SV | Er zij [wat] om zijn buik te vullen; [God] zal over hem de hitte Zijns toorns zenden, en over hem regenen op zijn spijze. |
WLC | יְהִ֤י ׀ לְמַלֵּ֬א בִטְנֹ֗ו יְֽשַׁלַּח־בֹּ֖ו חֲרֹ֣ון אַפֹּ֑ו וְיַמְטֵ֥ר עָ֝לֵ֗ימֹו בִּלְחוּמֹֽו׃ |
Trans. | yəhî ləmallē’ ḇiṭənwō yəšallaḥ-bwō ḥărwōn ’apwō wəyaməṭēr ‘ālêmwō biləḥûmwō: |
Er zij [wat] om zijn buik te vullen; [God] zal over hem de hitte Zijns toorns zenden, en over hem regenen op zijn spijze.
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
Er zij [wat] om zijn buik te vullen; [God] zal over hem de hitte Zijns toorns zenden, en over hem regenen op zijn spijze.
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!